Vandaag om kwart voor zes liet Harrie Elvis uit. Omdat het vandaag Vaderdag is en dus ook nog eens zondag had hij niet verwacht om op die tijd iemand tegen te komen, laat staan een man.
Maar dat gebeurde wel. Harrie kende de man, maar had hem al minstens een jaar niet gezien. Het was een man waarvan Harrie vermoedde dat hij in aanzienlijke mate leed aan autisme. In het verleden werd de man vergezeld door een Berner Sennehond. Dat was in eerste instantie nog een pup. De man ging er waarschijnlijk regelmatig mee naar buiten want Harrie kwam hem eveneens met enige regelmaat tegen.
Dat gebeurde dan altijd op het smalle pad langs de vijver, waar de man met de klok mee en Harrie tegen de klok in langs liep. De keren dat ze elkaar kruisten begon de man altijd vreemde bewegingen te maken met de riem van zijn hond en daardoor ook met de hond zelf, omdat die aan de riem vast zat. Harrie maakte hieruit op dat de man wilde voorkomen dat hij en zijn hond te dicht in de buurt zouden komen van Harrie en zíjn hond, wat -gelet op de geringe breedte van het pad- onbegonnen werk was.
Harrie groette de man altijd vriendelijk, zoals hij gebruikelijk is te doen als hij mensen -al dan niet met hond- tegenkomt. Soms mompelde de man wat terug, soms ook bleef hij halsstarrig de andere kant opkijken, alsof hij helemaal niet in de gaten had dat hij door het hoge gras naast het pad liep en dat iemand hem passeerde.
Maar het is ook een keer gebeurd dat hij zowaar een praatje met Harrie begon te maken en hem complimenteerde met de knappe verschijning die Elvis nu eenmaal is. In dat gesprek merkte Harrie dat de man een overdreven aandacht had voor bepaalde nutteloze zaken en wat wereldvreemd overkwam. Harries conclusie was dat de man aan autisme leed en hoogstwaarschijnlijk als vrijgezel door het leven ging.
Vandaag zag Harrie de man ineens weer lopen, een meter of dertig van hem vandaan, nabij het punt van het pad dat voor de man het begin- en voor Harrie het eindpunt van de wandeling was. Harrie groette de man en wilde richting huis lopen, maar de man trok een minisprint en kwam naar Harrie toe. Hij maakte allerlei complimenten over de schoonheid van Elvis, daarmee de indruk gevend dat hij deze nog nooit eerder had gezien. Onderwijl keek Harrie naar de hond van de man en zag dat het een pup, maar geen Berner Sennehond was.
Harrie vroeg aan de man wat er met zijn vorige hond was gebeurd en rekende er eigenlijk eerder op dat de man van schrik in elkaar zou krimpen dan dat hij een antwoord zou gaan geven. Maar hier had Harrie zich danig vergist. het leek alsof de man met een andere hond ook een ander mens was geworden. Hij begon een verhaal dat uiteindelijk een half uur zou duren en waarin Harrie haarfijn alle nadelen van de vorige hond kreeg uitgelegd.
Inge bleek namelijk nogal van de opruimerige soort te zijn en de Berner Sennehond meer van de wilde, zodat Inge haar huis niet in de opgeruimde staat kon houden die zij zo graag zag. Bovendien was de hond nogal dominant geweest, zodat hij een keer een happende beweging naar de de oudste dochter van de man had gemaakt. In recordtijd moest Harrie het beeld dat hij van de man had gevormd bijstellen. Niet alleen was de man niet de vermoede vrijgezel, hij was zelfs getrouwd met een vrouw en had daar ook nog kinderen bij verwekt.
Opeens stelde de man aan Harrie de vraag of die wel wist tot welk ras de hond behoorde waar de man nú mee rondliep. De hond was klein en zwart en had een rond hoofd, zodat Harrie wel op een Labrador durfde te gokken. "Dat denkt iedereen", giechelde de man, "maar dat is het dus niet!" Harrie snapte dat het de bedoeling was dat hij nu andere hondenmerken zou gaan noemen, maar behalve poedel en teckel schoot hem niet zo gauw een hondenras te binnen. En omdat de hond van de man zeker niet tot één van die rassen behoorde gaf Harrie het op.
"Het is een Golden Retriever!", jubelde de man.
- "Die zijn toch blond?", vroeg Harrie.
"Dat klopt", antwoordde de man, "maar dit is dan ook een kruising met een Friese Stabij."
Hierna ging de man volledig los. Hij vertelde over de zoektocht die hij -samen met Inge- had ondernomen om een hond te vinden die over een karakter beschikte, maar tot wiens karakter het op zijn kop zetten van de woning van Inge dan weer niet behoorde. Hij had allerlei boeken gelezen, waaruit diverse geschikte hondenrassen naar voren waren gekomen, maar sommige van die rassen hadden dan maar weer twee kruisjes als het aan kwam op geschiktheid voor het wonen in de stad en vielen daardoor alsnog af.
Deze opmerking riep bij Harrie meer vragen op dan hij antwoorden gaf (hoe liep die schaal waarop de hond kruisjes kon scoren? Waarom moest de hond geschikt zijn voor de stad terwijl de man en Inge in een dorp wonen). Maar Harrie wilde onderhand naar huis. Het was Vaderdag en hij verheugde zich op een uitgebreid ontbijt, dat Willie en Ricardo vast stiekem hadden voorbereid. Na drie pogingen om dit de man duidelijk te maken liet die Harrie inderdaad gaan. In de tijd die met deze pogingen gemoeid gingen noemde de man nog de titels van de boeken die hij had bestudeerd, meldde hij dat hij nog met de fokker contact ging opnemen om uit te vogelen welk percentage Golden Retriever en welk percentage Friese Labij er in zijn pup zaten en zei hij tot drie maal toe hoe blij hij met het beestje was.
Toen mocht Harrie eindelijk naar huis. Bij het afscheid kreeg Harrie nog een vriendschappelijke klap op de schouder en de wens dat hij een fijne Vaderdag zou doorbrengen van de man mee.