zondag 4 november 2007
Erotische uitvaarten
Begrafenissen hebben een erotische bijsmaak schreef Harrie's favoriete schrijver, Bob den Uyl. En daar zit ontegenzeggelijk een kern van waarheid in. Want als u altijd hebt geaast op uw buurvrouw, doch in uw buurman een onneembare hindernis vond, dan keren uw kansen wellicht na zijn heengaan.
Bovendien maakt de sfeer rondom een uitvaart de aanwezigen vaak ontvankelijk voor erotische bijgedachten. Dat geldt overigens natuurlijk lang niet voor alle aanwezigen: zij die daadwerkelijk diepbedroefd zijn dat een zéér naaste het aardse is ontstegen zullen er niet voor open staan. De genodigden die een zekere afstand tot de dode hebben kunnen zich daarentegen eenvoudig laten overweldigen door de emoties die met een uitvaart gepaard gaan, zeker als zo’n dienst met een moderne (alcoholische) koffietafel wordt afgesloten.
De opbouw en ontlading van emoties rondom een uitvaart, Harrie is er gék op, vooral omdat het vrijwel altijd allemaal echt gemeend is. Van de doden niks dan goeds, nietwaar? Want ook al was hij of zij bij leven nog zo'n aartskankeraar, valsspeler of zenuwlijer, zodra iemand tussen zes planken ligt blijken de genodigden zich ineens vooral allerlei positieve dingen over de dode te herinneren. Zelfs aan Harrie's moeder bleek een aantal van de zeer weinigen die afscheid van haar wilden nemen nog een positieve herinnering te hebben.
De opbolling van emoties vangt aan bij de samenkomst, wanneer de genodigden zichzelf nog wel aardig onder controle hebben. Maar dan komt de afscheidsdienst zelf, waarbij mensen die de dode van zeer nabij kennen een immer stemmig verhaal gaan vertellen. Daarin worden de dode niet zelden gaven toegedicht die bij de gemiddelde aanwezige de twijfel doet groeien of men wel bij de juiste uitvaart is aangeschoven.
Maar vaak zijn het mooie verhalen of gedichten, waarvan de stemmigheid meestal nog aan kracht wint door de muziek die tussen twee toespraken wordt gedraaid. Vaak komen hier de eerste tranen, vaak veroorzaakt door het leed dat uit de muziek spreekt, maar even vaak door het besef dat de dode over een vreselijke, tot dan toe voor jou verborgen, muzikale wansmaak bleek te beschikken.
De climax van de dienst is natuurlijk het moment waarop iedereen nog even langs de kist mag lopen. Bij het onderdeel ‘tranen plengen’ doet Harrie altijd vrolijk mee, maar op de tocht langs de kist voelt hij zich altijd wat ongemakkelijk. Wat moet je daar immers doen, in het aanschijn van de kist?
Een buiging maken? Dat komt Harrie als een religieuze handeling over, die niet past bij zijn visie op het geloof. Op de kist kloppen? Dat doen er veel, heeft Harrie in de loop der tijd gezien. Net alsof je nog even tegen de dode wil zeggen: “Kom er maar uit, de muziek is op en we gaan aan de borrel”. Of moet je gewoon even zwaaien naar de kist?
Gelukkig wordt de ongemakkelijke tocht langs de kist goeddeels gecompenseerd door de wetenschap dat nu de tocht naar de nazit volgt. De nazit is het moment voor een soort opluchting: het zware werk zit erop, het afscheid was vrijwel altijd waardig en nu is het tijd om weer vooruit te kijken.
Vroeger werd men tijdens nazit vergast op oude koffie met een plak cake of een broodje met te jonge kaas of ham. Gelukkig is men hier wat vrijer in geworden en tot Harrie’s genoegen wordt een uitvaart tegenwoordig steeds vaker met een goede borrel en dito hapjes afgesloten.
En naarmate het aantal genuttigde borrels toeneemt, vallen de remmen bij de aanwezigen weg. Verdriet maakt plaats voor gepaste vreugde en er mag ook wel weer gelachen worden (de dode zou het zo gewild hebben). In die sfeer misstaat het helemaal niet om eens te gaan praten met seksueel aantrekkelijke medegasten, met wie je via het middelpunt van de bijeenkomst al een bepaalde band hebt.
Vrijdag was Harrie bij de uitvaart van Cor, de vader van José, de beste vriendin van Dinie. Cor was een man naar Harrie’s hart. Als Cor binnenkwam ging er een golf van verrukking door de ruimte, want dan wist je dat er gelachen ging worden. Altijd was Cor in voor de nodige humor en nooit was hij te beroerd om op een feestje de boel aan het schijten te brengen. En was er géén feestje, dan was dat geen beletsel om de boel óók aan het schijten te brengen.
Cor was 4 maanden aan het tobben geweest, voornamelijk in een ziekenhuisbed. Toen hij dat bed in ging was hij nog een beer van een vent. Groot, imposant, een stem als van een marktkoopman. Maar op de een of andere manier kon hij het daarmee toch niet winnen van de man met de zeis. Op zijn sterfbed heeft hij gevraagd om na afloop van de dienst vooral een goeie borrel te nemen. Cor hield zelf ook van een goeie borrel. En ook van lekker eten.
Daardoor eindigde een hele verdrietige week vrijdag uiteindelijk toch in een bijeenkomst waarbij het nodige gedronken, gegeten en gelachen werd. Harrie weet zeker dat Cor ervan baalde dat hij niet mee mocht genieten van die heerlijke hapjes die er stonden. Maar Harrie weet óók zeker dat Cor het de aanwezigen van harte gunde dat zij er wél van genoten.